![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
![]() |
![]() Het is de bedoeling dat telers minimaal 6 volken testen. Om dat te doen moet een veelvoud worden geteeld en aangepaard, want er treden verliezen op doordat maar een deel van de koninginnen bevrucht wordt en er ook bij het invoeren en in de winter verliezen kunnen optreden. Koninginnen moeten genummerd worden en voorzien van een teeltkaartje. De teler die beslist over de aanparing geeft haar/zijn teeltnummer aan de koningin. Testvolken mogen verplaatst worden, maar dan wel alle testvolken van de ene plek naar een andere. Er worden gegevens vastgelegd over honingopbrengst, zachtaardigheid, raatvastheid, zwermtraagheid, weerstand tegen varroa en het voorkomen van ziektes. Bovendien wordt maand en reden van uitval van de koningin vastgelegd. De weerstand tegen varroa wordt 'klassiek' in het Beebreedprogramma beoordeeld aan de hand van pintest en opzittende mijten en sinds een aantal jaren ook aan de hand van VSH. De werkgroep beoordeeld de volken vanaf 2025 niet alleen op opzittende mijten maar ook op de mijtbesmetting in het broed. Hoe die gegevens te verzamelen staat samengevat in een pdf, met links naar gedetailleerder beschrijvingen. Voor de wijze van invoeren van de gegevens in de Beebreed-databank zie de invoerhandleiding. In de jaarvergadering van 14 november 2012 is een reglement vastgesteld voor de "Werkgroep Beebreed Nederland". ![]() |